menu
Word Lid
Open brief van een jonge Zoerselse landbouwer


Boer, dat word je niet. Boer, dat ben je al van kleins af aan en bij mij was dat niet anders. Altijd meelopen met papa door de velden, mee op de tractor, mee tussen de koeien in de stal. ‘s Avonds goed vuil, maar na een douche heerlijk slapen. Van zodra ik met mijn voeten aan de pedalen van de tractor kon, mocht ik ook al eens zelf rijden op het veld. En of ik dat geweldig vond! Zalig om zo te kunnen werken in de buitenlucht en met de dieren, in de grootste speeltuin die er maar bestaat. Klasgenootjes waren altijd jaloers dat ik dat allemaal kon en mocht. Zij hadden daar immers de kans niet toe. Verjaardagsfeestjes op de boerderij waren dan ook altijd een succes!

Vroeger ging mama al eens met ons een weekendje weg naar Centerparcs of de Efteling, zonder papa, want hij bleef op de boerderij. Maar als we daar waren, vroeg ik me de ganse dag af wat papa thuis op dat moment aan het doen zou zijn en of hij al het werk wel alleen gedaan zou krijgen. Ik zat meer met mijn gedachten bij de boerderij dan dat ik van de vakantie kon genieten. De volgende jaren ging ik daarom niet eens meer mee: ik zou wel thuisblijven en voor de boerderij zorgen, dat deed ik veel liever. Voor mij stond het toen al lang vast wat ik later wilde worden: boer!

Hoe vaak heb ik niet ’s nachts in mijn pyjama en met laarzen aan in de stal staan kijken als er een koe moest kalven? En hoe vaak zijn wij niet eerder van een communiefeest vertrokken om de koeien te gaan melken, want de dieren komen altijd op de eerste plaats? En hoe vaak stond ik niet ’s morgens wenend met mijn boekentas en brooddoos in de hand omdat ik naar school moest, terwijl die dag het gras gemaaid zou worden of het hooi zou worden ingepakt? Daar wilde ik absoluut bij zijn, maar dat kon niet. Ik moest naar school, want om boer te worden moet je goed kunnen rekenen en moet je slim zijn, zeiden mijn ouders mij altijd. Dus vertrok ik stampvoetend en met de tranen in mijn ogen toch naar school.

Mijn keuze voor het middelbaar onderwijs was dan ook snel gemaakt: ik ging naar de landbouwschool en kwam daarmee al een stapje dichter bij mijn droom! En alhoewel TSO echt zwaar was voor mij, heb ik doorgezet en volgehouden. Want dan moest ik nog maar 6 jaren naar school gaan en in BSO zouden het 7 jaren zijn. En dan, in 2021 eindelijk mijn diploma en de kans om te doen wat ik al heel mijn leven wilde doen: ik kon gaan boeren! Samen met mijn vader werken op het landbouwbedrijf en stilaan uitbreiden zodat we er allebei onze boterham kunnen verdienen. Vader en zoon die samen zorgen voor de koeien en de velden, samen beslissingen nemen, samen werken naar de toekomst toe tot de dag dat ik het bedrijf zou kunnen overnemen en ondertussen de kneepjes van het vak leren van de beste leermeester die ik maar kan hebben. Een betere definitie van een familiaal landbouwbedrijf is er toch niet?

En toen sloeg de bom in… Want hier sta ik dan, compleet radeloos en ontdaan. Weg toekomst, weg droom. Mijn diploma “Dier- en Landbouwtechnische Wetenschappen” waar ik zo hard voor geknokt en gewerkt heb, is niets meer waard. Mijn droom om samen met mijn vader de boerderij verder te zetten, is van de ene dag op de andere in rook opgegaan. Een hoop vraagtekens en onzekerheden komen onze kant op. Zal ik nog wel ooit kunnen boeren? Krijg ik die kans nog wel?

Wij zijn een klein familiaal landbouwbedrijf en willen dat zo houden. Maar om er twee inkomens uit te halen en onze koeien alle comfort en ruimte te geven die ze verdienen, moeten we een stukje kunnen groeien. En juist dat wordt ons onmogelijk gemaakt door dit stikstofakkoord. Uitbreiden zullen we niet meer kunnen, misschien moeten we zelfs inkrimpen. Want als onze gronden minder waard worden omdat ze plots in natuurgebied komen te liggen, kunnen we er niet meer genoeg eten voor onze dieren oogsten. Onze boerderij staat er al zéér lang, ik ben de 4de generatie op dit bedrijf. De gronden waar mijn overgrootouders zo hard voor hebben gewerkt, worden ineens met een kleurpotloodje ingekleurd als “zoekzones” grenzend aan natuurgebied. Het is heel gemakkelijk om vanop een bureau ergens in Brussel rond elk bestaand natuurgebied nog maar wat grond bij in te kleuren. Nochtans heeft de boer hier grote sommen geld voor neergeteld, want grond is schaars. En toch heeft de boer ineens niets meer te zeggen, ook al is hij eigenaar. Sterker nog, op basis van die zoekzones rond natuurgebieden gaat men nu bepalen of een landbouwbedrijf dat al honderden jaren op die plaats staat, nog wel mag verder bestaan. Dat is toch absurd? Het is de omgekeerde wereld als een natuurgebied gaat bepalen wat de landbouw in de kilometers errond nog kan of niet kan. Het natuurgebied heeft meer invloed op de landbouw dan de landbouw op het natuurgebied!

De gemiddelde leeftijd van de Vlaamse boer is 56 jaar. Als de jonge boeren nu alle perspectief en alle kansen wordt ontnomen, dan zijn er binnen pakweg 10-20 jaar geen boeren meer. Eens de boer weg is, komt hij niet meer terug. Een hele generatie gemotiveerde boeren zal verdwijnen. Waar is dan de voedselzekerheid en ook de voedselveiligheid naartoe? Gaan we dan voedsel invoeren vanuit pakweg China of Amerika waar alles véél minder gecontroleerd wordt? Hoe zeker zijn we dan nog dat we een gezonde maaltijd op ons bord krijgen? Voedsel dat van zo ver naar België moet gebracht worden, is dat zo goed voor het milieu? Afhankelijk zijn van het buitenland - dat zien we nu ook met de oorlog tussen Rusland en Oekraïne – is, zeker voor basisbehoeften, absoluut te vermijden. Wij hebben in België de beste gronden om ons eigen lokaal voedsel te produceren, gaan we die goede gronden opofferen om later in onzekerheid qua voedsel te geraken? De gewassen die erop worden geteeld, nemen ook CO2 op, maar dat wordt blijkbaar vaak vergeten. 1 ha bieten bijvoorbeeld neemt meer CO2 op dan 1 ha bos!

Wij maken ons als familiaal landbouwbedrijf grote zorgen over de toekomst. Als we willen blijven bestaan, zullen we fors moeten investeren in technieken om nog milieuvriendelijker te worden en dat hebben we allemaal al zo sterk gedaan in het verleden. Het moet wel allemaal rendabel blijven! Grote kosten maken maar daar tegenover niets extra kunnen verdienen - want uitbreiden mogen we niet - dat gaat gewoon niet! Trouwens stilstaan is achteruitgaan. En wanneer zal het eindelijk genoeg zijn? Wetgevingen veranderen steeds, vergunningen worden alsmaar strenger, beloftes en contracten worden zomaar verbroken.

Er wordt enkel nog gesproken over de twee uitersten: de kleine bioboer en de megastal. Maar daar tussenin zit nog een heel gamma aan familiebedrijven die ook recht hebben op verder bestaan. Elke landbouwer kiest zelf de manier waarop hij zijn bedrijf wil uitbaten. Korte keten is top, maar dat is niet voor iedereen weggelegd. Als we allemaal met een hoevewinkel of ijs zouden beginnen, concurreren we mekaar dood en dat kan ook niet de bedoeling zijn. Het is niet meer dan normaal dat er diversiteit en verscheidenheid is en dat moet allemaal mogelijk zijn. Achter elke bedrijfskeuze schuilt een doordachte reden en ook een gezin dat voor die keuze wil gaan, 24 op 7.

De boer wordt weggegooid als een uitgeknepen citroen. Waarom moeten wij zoveel inspanningen leveren in tegenstelling tot de industrie die nog wel mag uitbreiden? Waarom wil Vlaanderen alles op de boeren doorschuiven, terwijl de boeren slechts een klein stukje van het probleem zijn en wellicht een deel van de oplossing kunnen zijn? Maar men doet niet de moeite om naar hen te luisteren.

Geef ons asjeblieft ruimte en toekomst. Mijn hart ligt nu eenmaal op de boerderij. Zorg ervoor dat ik niet opnieuw elke dag met mijn brooddoos in de hand en tranen in mijn ogen ’s morgens mijn levenswerk moet achterlaten en moet vertrekken naar een job die ik absoluut niet wil doen.

ONTVANG ONZE NIEUWSBRIEF